Toen we na mama’s crematie weer terug waren in Woieries, brak eindelijk voorzichtig de zon door, na maanden regen, kou en somberheid. We vulden de plantenbakken met de meegebrachte geraniums en vlijtige liesjes en Lex plantte 7 coniferen tussen de al bestaande coniferenheg en de garage. Het was de bedoeling geweest om de houten garage af te breken en daar een stenen voor in de plaats te laten zetten, maar daar hadden we het geld niet meer voor, dus we hadden besloten dat de heg doorgetrokken moest worden op de plaats waar de schuur achter de garage had gestaan, zodat we geen inkijk meer hadden van onze nieuwsgierige buurvrouwen Marguerite en Sylviane. De coniferen waren nog maar klein, dus Lex maakte er voorlopig een hoge schutting achter.
Tegen de inkijk van de buren hielp het prima, maar tegen hun ongewenst bezoek niet. Laat op een avond, toen Lex voetbal zat te kijken, tikte een huilende, benevelde Sylviane aan de achterdeur. Ik wilde haar niet binnen hebben en we gingen op het terrasje zitten. Ze wreef over mijn arm en been (brrr...ik ging steeds verder van haar af zitten, maar dat hielp niks) en snikte dat haar huwelijk een vergissing was (dat hadden we al door, het geschreeuw was de laatste tijd niet van de lucht) en dat Daniël niet op kon schieten met haar kinderen en moeder. Dat hij er zat van was om voor de hele familie voor taxichauffeur te spelen. Ik bromde af en toe dingen als ‘moeilijk’ en ‘ach ach’ en werkte haar zo snel mogelijk weg.
De volgende dag kwam ze Lex vragen of hij even voor taxichauffeur wilde spelen, ze moest naar de bank.
Lex was te verbouwereerd om nee te zeggen...
Lex verfde het plafond en de muren van de keuken. Ik deed mijn thee-eieren-verzameling in een doos en bracht die naar zolder. Wèg met die stofnesten!
We kregen bezoek van onze vroegere overbuurtjes uit Ten Boer, Ineke en Leent. Een mens kan heel wat bijkletsen in een halve dag! Het was als vanouds vreselijk gezellig, terwijl we elkaar 10 jaar niet hadden gezien of gesproken. Zulke leuke buren hebben we nooit meer gehad (en vooral hier in Woieries niet....)
Begin juli werden de elektra- en telefoonkabels onder de grond gelegd. Ze begonnen aan de andere kant van het dorp en op een dag toen wij naar de Cora waren, groeven ze hun loopgraven bij ons. Toen we thuiskwamen, was alles net weer dicht. Lex probeerde de handpomp en wat hij vreesde, bleek niet ongegrond: die deed het niet meer. De loopgraaf ging weer open en het lek werd, na veel zoeken, vlak naast ons stoepje, gevonden. De dag erna kwamen twee heren de boel repareren. Dat had heel wat voeten in de aarde (met recht!) en duurde ruim drie uur, want de loden pijp was iets dikker dan de reparatieset en moest afgeschuurd en –gevijld worden, maar uiteindelijk was het lekvrij gerepareerd met een stuk plastic pijp ertussen. Eén probleem: het water, dat eerst altijd in de pomp bleef staan, liep nu weg... voortaan moeten we dus eerst water in de pomp gieten als we hem willen gebruiken.
Jammer.
Alle moestuin-bezitters mopperden: er groeide niets en het loof van onze aardappels stierf in drie dagen tijd helemaal af. Volgens Yvette was het meeldauw. Of het dat echt was, kon ik niet vaststellen, maar Lex haalde, op advies van Jean, al het afgestorven loof weg. De aardappels zaten nog wel in de grond, maar Yvette vreesde dat de oogst klein zou zijn. Het enige dat goed groeide, was sla en andijvie. Er was veel te weinig zon en het was te koud...
15 Juli was het koffiefeest in Monthermé. De secretaresse van de mairie had me gevraagd of ik een demonstratie kantklossen wilde geven. Ik had mijn werkjes ingelijst en ging ’s-ochtends met mijn kussen en een tas vol lijstjes mijn zeildoeken ‘hokje’ inrichten. Helaas regende het bakken van de hemel. De regen was ’s-middags gelukkig minder, maar er kwamen toch maar heel weinig mensen, er zijn ook haast geen toeristen deze koude, verregende zomer.
Lex kwam me ophalen met Yvette, die vindt zoiets wel gezellig, ze ziet altijd wel een oude kennis om mee te praten. In het plaatselijke krantje, ‘l’Ardennais’, stond een heel artikel over het feest en...ja hoor...ook een foto van mij!
De dag van het dorpsfeest kregen we voor de tweede keer dat jaar een leuke Belgische familie, oma en opa, dochter en schoonzoon en twee schattige meisjes in de chambres d’hôtes. Marielou, de oudste van 7 jaar, riep, toen ze de Disney-kamer zag: ‘dat is kei-gaaf!’. Winnie the Pooh moest op zijn stoeltje mee aan de ontbijttafel zitten. Ze hadden allebei een mooie tekening voor ons gemaakt, Marielou van ons huis en Anneleen van 2 van vuurwerksterretjes, die natuurlijk meteen opgehangen werden.
Het dorpsfeest was weer heel gezellig en, wat haast ongelooflijk was...het bleef de hele dag droog! Het feest begon om één uur ’s-middags bij Philippe en Christine in de tuin. Christophe had een superdeluxe (en supergrote) barbecue gemaakt, met een draaiend spit waar gemakkelijk de twee hele hammen en de lamsbout aan konden. Dit technisch vernuftige apparaat werd dit feest ingewijd. We begonnen met de apéro: ‘soupe ardennaise’, een grote 30-liter-pan met bubbetjeswijn, cointreau en citroensap. Heerlijk! Hierbij stukjes pizza en zoutjes. Daarna allerlei salades: worteltjes, macaroni, macedoine, garnalen met grapefruit, rijst... Daarna het vlees, dat al vanaf ’s-ochtends vroeg aan het spit draaide, met de aardappels die in het afdruipende vet langzaam gaar waren geworden. Daarna groene sla en kaas. Overal stokbrood bij, natuurlijk. En wijn. Daarna allerlei galettes, met suiker en crème fraîche (dat is de traditionele Ardense galette, die Yvette ook meestal bakt), rabarber, abrikoos... Daarna ‘le trou normand’ (het Normandische gat), dat is eau de vie de prune, die Blanche’s man Léon, die vier jaar geleden overleed, nog zelf gestookt had, op een bolletje vanilleijs. Ouf, dat klapte er wel in! Daarna koffie. Toen gingen de mannen jeu de boulen op het parkeerterrein tegenover de auberge Het was wel een beetje lastig, want daar stonden alle shovels en vrachtwagens en lagen alle bergen zand, stenen en aarde van de EDF-mensen. Het was, kortom, een hobbelige modderpoel, maar de pret was er niet minder om. Lex’ team won.
De oudere dames bleven rustig keuvelen in de tuin van Philippe, en sommige jongeren moedigden de mannen aan. Hierbij moet aangetekend worden, dat toen Philippe ons uit kwam nodigen voor dit feest en ik vroeg wat we mee moesten brengen, hij antwoordde: ‘niets, laat de organisatie en de voorbereiding maar aan de jongeren over’. AU. We zijn nu dus officieel ingedeeld bij ‘les anciens’....
Toen de jeu-de-boulers weer terug waren, (opgehaald door Philippe met de tractor), begon het hele eet-gebeuren weer van voren af aan... maar nu binnen, want het was inmiddels negen uur en buiten werd het te koud.
Om elf uur, na de kaas, gaven Lex, Yvette en ik de moed op.
Ton-rond rolden we in bed!
Sacha en Natasja (= acha²) kwamen zondag. Het weer was opgeklaard, dus we konden die avond barbecuen. Het bleef de hele week prachtig weer, het waren de eerste mooie dagen deze zomer.
We gingen een dagje naar het bos-museum en een dag naar de Cora en de Thai (Sacha trakteerde, nog als bedankje voor onze hulp bij het zoeken naar en opknappen van zijn flat). Lex en ik gingen na het eten naar huis en acha² reden door naar het kasteel in Sedan. Natasja kookte, met hulp van Sacha, een grote pan borsjt, heerlijke Russische bietensoep, met bietjes uit de tuin.
Samen met Sacha verwijderde Lex de leggers van de oude brug, die aan de buitenkant helemaal verrot waren. Ze legden de nieuwe leggers op hun plaats. Het hout van de oude brug werd klein gemaakt voor het kampvuur....want een verblijf in Woieries zonder kampvuur is voor de jongens ondenkbaar!
Acha² gingen een dagje naar het strandje bij het Lac des Vieilles Forges en daarna brachten ze een paar dagen in Parijs door, bij een vriendin van Natasja. Zondag sliepen ze weer een nachtje hier en maandag reed ik met ze mee naar Almere.
Toen ik in Almere was, rooiden Lex en Yvette de aardappels. Het was inderdaad maar een miezerig beetje kleine aardappeltjes.
Tussen de buien door maakte Lex de brug af. Het was niet gemakkelijk om de staanders van de leuning fatsoenlijk in de grond te krijgen, overal waar hij met de grondboor een gat probeerde te graven, stootte hij op stenen, maar het lukte toch en de Pont Alexandre III was een feit...hopelijk voor een langere tijd als de twee eerste exemplaren. Marc had al gezegd dat hij, als deze ook zo snel slecht zou worden, een betonnen brug zou komen maken, maar ja...dat is veel minder romantisch!
Vrijdag kwam ik weer terug uit Almere en zaterdag kwamen nichtje Nanda, Guido, Marit en Wout een nachtje slapen, onderweg naar hun vakantiebestemming Grenoble. We aten quiches en courgettesoep van courgettes uit de tuin. De kinderen waren erg enthousiast toen Lex een kampvuurtje maakte, ze bleven er maar grasjes en blaadjes in gooien en daarna sliepen ze als rozen in de Disneykamer. Na een vroeg ontbijt reden ze weg.
We hadden even adempauze, maar dat duurde niet lang, want dinsdag kwamen Igor, Aeryn, Astrid, Beau en Sem, en ook hun vrienden Miranda en Dirk met hun kinderen Bas en Tim. Dat was dus meteen een huis vol!
De eerste avond vierden we Lex’ verjaardag met een echte Franse maaltijd. Hij was jarig geweest in de week dat ik in Nederland was en had die dag helemaal zielig in zijn eentje doorgebracht, daarom was er vandaag taart en gezang en Lex kreeg zijn cadeau van ons allemaal samen: een accuboormachine. Al zijn boormachines hadden namelijk de moed opgegeven, ze waren totaal versleten....
’s-Avonds kampvuur en alle vijf kinderen lagen héél laat in bed!
De dag erna kuierde de hele groep naar het kasteel van de duivel, een wandelingetje van 20 minuten. Ik reed er met Miranda in de auto naartoe, vanwege Miranda’s geopereerde voet. De kinderen vonden het prachtig en klauterden overal op... daarmee ons volwassenen kleine hartverzakkingen bezorgend, want als je valt, val je héél erg diep! Op de terugweg klaagde het hele kinderkoor steen en been, het was te warm en te ver en ze waren te kort bij die grote stenen geweest en de weg was saai en hun voeten deden zeer en waarom mochten ze nou niet met de auto mee terug ...en... en...
Misschien waren ze iets tè laat naar bed gegaan de avond ervoor...
’s-Avonds trakteerden Dirk en Miranda op barbecue en donderdag gingen ze na de lunch weer naar huis. ’s-Middags klommen we naar ‘la longue roche’ om van het uitzicht op Monthermé te genieten, en daarna reden we door naar ‘les six chênons’ om te kijken waar Yvette had gewoond.
Igor en Astrid gingen een dagje met de kinderen naar het kasteel in Sedan en langs de Cora. Zaterdag bezochten ze het bosmuseum en daarna gingen ze lekker zwemmen in het Lac des Vieilles Forges. Elke avond barbecueden we, het was een prachtige, zonovergoten week.
Zondagochtend hielp Igor met het snoeien van de hoge heg tussen Marguerite en ons en na de lunch vertrokken ze weer. Wij dweilden, sopten en stofzuigden het hele huis en draaiden een heleboel wassen met beddengoed en handdoeken.
Het weer bleef mooi en Lex ging vlijtig door met het snoeien van onze heggen... ongeveer 200 strekkende meter. De heg tussen Gérard en ons werd zelfs een heel stuk lager, Lex maakte alle dikke stammen een halve meter korter met de motorzaag die hij van Daniël leende, want zijn eigen zaag had geen power genoeg voor die harde, dikke stammen. Gérard was niet blij, maar hij heeft in al die jaren nog geen takje van die heg gesnoeid, dus daar trokken we ons niet al te veel van aan.
Carole kwam langs, ze ging een weekje kamperen in Monthermé. We barbecueden en zaterdagavond trakteerde ze ons op een etentje bij Robinson in Haybes. We zaten heerlijk buiten op het terras, onder een grote lindeboom. Toen ik in Almere was om te pedicuren, kwam Carole nog een paar keer bij Lex op bezoek.
Lex haalde me vrijdag weer op in Dinant, ik was om 5 uur opgestaan en had de trein van even over 6 genomen, want in juli en augustus mag je ook voor 9 uur reizen met een dalurenkaart. ’s-Avonds om 9 uur kwam een echtpaar Parijzenaars voor 2 nachtjes en om een uur of elf gingen we naar bed.
Midden in de nacht, tegen vieren, werd er aan de voordeur gebeld. Het was een jongeman die uit de bocht was gevlogen met zijn auto. Hij had zelf gelukkig niets, ook geen werkend mobieltje, want dat was leeg. Terwijl ik wat duffig in mijn ponnetje en op blote voeten toekeek, belde hij de gendarmerie en die zouden een dépanneur sturen. Het manneke ging in zijn auto op die takelwagen wachten en ik ging weer naar bed. En er meteen weer uit, want de telefoon ging beneden. De dépanneur. Hij kon niet komen, eerst moest hij van manneke’s verzekering opdracht krijgen. Ik dus in de kleren en -in de stromende regen- het manneke waarschuwen dat hij zijn verzekering moest bellen. Hij had op allebei zijn schouders een beschermengeltje gehad, want hij was precies tussen twee dikke bomen door gegleden. Manneke mee naar huis met al zijn papieren en wij zoeken naar het telefoonnummer van zijn verzekering, maar zelfs op internet konden we het niet vinden. Manneke woonde in Givet bij zijn ouders en besloot dan maar zijn ouders wakker te bellen, zodat zij het nummer in zijn papieren konden opzoeken. Hij vond dat wel heel onprettig om te doen, want zijn zusje zou die dag gaan trouwen. Ik raadde hem dringend aan om als eerste te zeggen: ‘met mij is alles goed’. Maar zijn ouders bleken vaste slapers te zijn en ze namen niet op. Ondertussen bleek dat hij zijn been flink open had gehaald aan het prikkeldraad naast zijn auto en ik maakte het schoon met alcohol en watjes. Het manneke trok het niet meer en zat ineens stilletjes te huilen...armpje om hem heen, kleenexjes, kopje koffie, en ‘ik breng je wel even naar Givet, joh, het komt allemaal goed, je hebt zelf gelukkig niks’. Wij dus samen naar Givet, in het pikkedonker en met stromende regen. Ik babbelde opgewekt over huis, kinderen, leven, werk en nog veel meer en het snikken bedaarde. Manneke vertelde dat hij in de kerncentrale van Chooz werkte, dat hij bij de vrijwillige brandweer was en die avond had geholpen bij een evenement (ik ben vergeten wat en waar) en dat hij al vier jaar een vriendin had. Tijdens de laatste seconden van het ritje van ruim een half uur, stelden we ons aan elkaar voor. Manneke heette Rémi.
Rémi zei wel vijf keer ‘merci’ en ‘wat een geluk dat ik nu net bij u aanbelde’ en ik reed terug naar huis, het was akelig mistig geworden. Het was inmiddels half zes en ik besloot maar niet meer naar bed te gaan, de gasten moesten op tijd hun verse brood en croissants hebben en om 9 uur had ik met Yvette afgesproken om boodschappen te gaan doen.
Het was maar gelukkig dat ik niet naar bed was gegaan, want om even voor 6 belde de dépanneur dat hij bij de auto stond en of ik de sleutels had. Nee dus. Ik liep naar hem toe om te kijken of ik nog ergens mee kon helpen. Hij kon Rémi niet telefonisch bereiken in Givet, er werd niet opgenomen... dat zit daar zeker in de familie! Hij belde zijn baas en ik ging weer naar huis, ik kon daar toch niets doen en het goot nog steeds van de regen. Een dik half uur later reed de takelwagen met Rémi’s Peugeotje 107 erop voorbij.
De volgende dag belde zijn moeder, om te bedanken voor de goede zorgen.